‏ 2 Kings 23:29-30

29In zijn dagen toog Farao Necho, de koning van Egypte, op tegen den koning van Assyrië, naar de rivier Frath; en de koning Josia toog hem tegemoet, en hij doodde hem te Megiddo, als hij hem gezien had.
 zijn dagen Te weten, gelijk Josia het vermaken van het huis des Heeren voleind had. Zie 2Ch 35:20.
,
 Necho, Zie van denzelfden ook onder, vs.33; Jer 46:2.
,
 naar de rivier Frath; Naar de stad Karchemis, gelegen aan den Eufraat, die de koning van Assyrië den Syriërs afgenomen had; waarover hij den roem draagt, Isa 10:9.
,
 toog hem tegemoet, Te weten om hem af te keren en te verhinderen, dat hij met zijn leger door zijn land niet zou trekken, vrezende schade voor zijn eigen koninkrijk, of willende daarmede den koning van Assyrië vriendschap doen.
,
 doodde hem Dat is, de schutters des konings Necho wondden hem dodelijk; zodat hij, naar Jeruzalem gevoerd zijnde, stierf op den weg, of binnen Jeruzalem, hebbende bij Megiddo de doodwond gekregen; 2Ch 35:23-24.
,
 Megiddo, Een stad, in den stam van Manasse gelegen. Zie 1Ki 9:15.
,
 hem gezien had Dat is, als Josia gekomen was om hem onder de ogen te zien en tegen hem streed. Zie boven, 2Ki 14:8, en de aantekening.
30En zijn knechten voerden hem dood op een wagen van Megiddo, en brachten hem te Jeruzalem, en begroeven hem in zijn graf; en het volk des lands nam Joahaz, den zoon van Josia, en zalfden hem, en maakten hem koning in zijns vaders plaats.
 dood Dat is, dodelijk gewond en als voor dood gehouden. Alzo zeggen wij: Hij is een dood man, van dengene die sterft of haast sterven moet. Zo is bijna het woord dood genomen Gen 20:3.
,
 Jóahaz, Anders ook genoemd [zo enigen oordelen] Johanan, 1Ch 3:15, en Salium, Jer 22:11.
,
 zalfden hem, Alzo naar sommiger gevoelen, openlijk verklarende dat zij hem in dezen gemenen nood metterhaast tot koning begeerden, om door hem tegen den koning Necho beschermd te worden, en het land met het rijk te behouden.
Copyright information for DutSVVA