‏ 2 Samuel 3:28-29

28Als David dat daarna hoorde, zo zeide hij: Ik ben onschuldig, en mijn koninkrijk, bij den Heere, tot in eeuwigheid, van het bloed van Abner, den zoon van Ner.
 bij den HEERE, Hebreeuws, van bij den HEERE; alsof hij zeide: Ik ben vrij van straf bij den Heere, die dezen moord noch mij, noch mijn koninkrijk zal toerekenen.
,
 bloed van Abner, Hebreeuws, bloeden; gelijk Gen 4:9-10, enz.
29Het blijve op het hoofd van Joab, en op het ganse huis zijns vaders; en er worde van het huis van Joab niet afgesneden, die een vloed hebbe, en melaats zij, en zich aan den stok houde, en door het zwaard valle, en broodsgebrek hebbe!
 Het blijve op het hoofd van Joab, Te weten, bloed; zie Jdg 9:24.
,
 afgesneden, Dat is, er zij in Joabs huis altijd iemand, die deze plagen of enige van die onderworpen is.
,
 vloed hebbe, Zie Lev 15:2, enz.
,
 aan den stok houde, Dat is, die ongezond, zwak, machteloos of lam is.
Copyright information for DutSVVA