‏ 2 Thessalonians 3:6

6En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft.
 in Dat is, als gelast zijnde, of gezag daartoe hebbende van Christus. Zie 2Co 5:19, 2Co 5:20.
,
 dat Dat is, schuwt, geen gemeenzamen omgang houdt met zodanigen; namelijk nadat behoorlijke kennis in de gemeente daarvan is genomen, en hij, vermaand zijnde, ongehoorzaam blijft. Zie Mat 18:15, enz. ;1Co 5:11 en hierna vs.14.
,
 broeder Dat is, die belijdenis doet van het geloof in Christus, hoewel hij zulks niet recht beleeft, gelijk Paulus verklaart 1Co 5:11.
,
 die Dit kan hier in het algemeen voor alle ongeregeldheid worden genomen, waardoor ergenis wordt gegeven in de gemeente God; of van die bijzondere ongeregeldheid, waarvan hij vs.11 nadere verklaring doet; namelijk dergenen die ledig omgingen en ijdele dingen pleegden, zonder hun beroep behoorlijk waar te nemen, gelijk het vervolg schijnt te vereisen.
,
 de inzetting Dat is, bevelen en vermaningen, gelijk hier voor 2Th 2:15.
Copyright information for DutSVVA