‏ Acts 10:14-15

14Maar Petrus zeide: Geenszins, Heere! want ik heb nooit gegeten iets, dat gemeen of onrein was.
 dat gemeen Dat is, iets hetwelk God in het Oude Testament verboden had tot spijs te gebruiken. Zie Lev 11:4 ; Deu 14:7 .
15En een stem geschiedde wederom ten tweeden male tot hem: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken.
 gemeen maken Dat is, achten, of noemen.
Copyright information for DutSVVA