Deuteronomy 24:12-13
12Doch indien hij een arm man is, zo zult gij met zijn pand niet nederliggen. ▼▼ nederliggen Slapen gaan.
13Gij zult hem dat pand zekerlijk wedergeven, als de zon ondergaat, dat hij in zijn kleed nederligge, en u zegene; en het zal u gerechtigheid zijn voor het aangezicht des Heeren, uws Gods. ▼▼ zekerlijk wedergeven, Hebreeuws, wedergevende wedergeven
,
▼▼ zegene; Dat is, uw medelijdendheid voor God gedenke en zijn goddelijken zegen u van harte toewense en toebidde.
,
▼▼ het zal u gerechtigheid zijn God zal het houden voor een goed werk der barmhartigheid, dat hem in den Messias aangenaam is, als uit waar geloof en tot zijn eer gedaan, naar zijn wet, die een richtsnoer is der gerechtigheid, waarnaar zij die door het geloof gerechtvaardigd zijn, Gode ter dankbaarheid schuldig zijn te wandelen. Vergelijk boven, Deu 6:25, en Deu 9:5; Psa 106:31; Luk 1:74-75; Rom 6:18-19; Gal 5:6; Phi 1:11.
Copyright information for
DutSVVA