Deuteronomy 25:5-6
5Wanneer broeders samenwonen, en een van hen sterft, en geen zoon heeft, zo zal de vrouw des verstorvenen aan geen vreemden man daarbuiten geworden; haar mans broeder zal tot haar ingaan, en nemen haar zich ter vrouwe, en doen haar den plicht van eens mans broeder. ▼ , ▼▼ aan geen vreemden man daarbuiten geworden; Versta, buiten den familie van haar gestorven man zal zij niet mogen trouwen of iemand ter vrouw worden.
,
▼ 6En het zal geschieden, dat de eerstgeborene, dien zij zal baren, zal staan in den naam zijns broeders, des verstorvenen; opdat zijn naam niet uitgedelgd worde uit Israël. ▼▼ zal staan in den naam zijns broeders, Dat is, zal een zoon des gestorven broeders genaamd worden, en als zijn erfgenaam in zijn plaats treden.
,
▼▼ opdat zijn naam niet Hieruit, alsook uit vs.7, blijkt dat dit huwelijk voornamelijk zag op de vermenigvuldiging van Abrahams zaad, of de Joodse familiën, tot op de komst van den Messias. Dienvolgens gaat deze wet den Christenen gans niet aan.
Copyright information for
DutSVVA