Deuteronomy 26:2-3
2Zo zult gij nemen van de eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land, dat u de Heere, uw God, geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats, die de Heere, uw God, verkoren zal hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; 3En gij zult komen tot den priester, dewelke in die dagen zijn zal, en tot hem zeggen: Ik verklaar heden voor den Heere, uw God, dat ik gekomen ben in het land, hetwelk de Heere onzen vaderen gezworen heeft ons te zullen geven.
Copyright information for
DutSVVA