‏ Deuteronomy 28:65-67

65Daartoe zult gij onder dezelve volken niet stil zijn, en uw voetzool zal geen rust hebben; want de Heere zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen, en mattigheid der ziel.
 mattigheid der ziel Of, flauwigheid, treurigheid.
66En uw leven zal tegenover u hangen; en gij zult nacht en dag schrikken, en gij zult van uw leven niet zeker zijn.
 tegenover u hangen; Deze manier van spreken wordt verklaard door de volgende woorden: Gij zult uw leven niet zeker zijn. Gelijk wanneer iets aan een dunnen draad voor onze ogen alzo hangt, dat men altijd vreest, het zal nu of dan moeten vallen.
,
 uw leven niet zeker zijn Hebreeuws, uw leven niet geloven, of, vertrouwen.
67Des morgens zult gij zeggen: Och, dat het avond ware; en des avonds zult gij zeggen: Och, dat het morgen ware; vermits den schrik uws harten, waarmede gij zult verschrikt zijn, en vermits het gezicht uwer ogen, dat gij zien zult.
 Och, dat het avond ware; Hebreeuws, wie zal den avond geven? Idem, wie zal den morgen geven? Zie en vergelijk deze manier van spreken met boven, Deu 5:29.
,
 het gezicht uwer ogen, Zie boven, vs.34.
Copyright information for DutSVVA