Deuteronomy 32:22-24
22Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten. ▼ , ▼ , ▼▼ in vlam zetten Hebreeuws, vlammen.
23Ik zal kwaden over hen hopen; Mijn pijlen zal Ik op hen verschieten. ▼▼ kwaden over hen hopen; Dat is, plagen, ongelukken, die hier door Gods pijlen en vs.22 door het vuur verstaan worden.
,
▼▼ pijlen zal Ik op hen verschieten Dat is, al mijn plagen, die de Schrift dikwijls Gods pijlen noemt, omdat zij van hem worden toegezonden en diep treffen; alzo onder, vs.42.
24Uitgeteerd zullen zij zijn van honger, opgegeten van den karbonkel en bitter verderf; en Ik zal de tanden der beesten onder hen schikken, met vurig venijn van slangen des stofs. ▼▼ karbonkel en bitter verderf; Dat is, vurig gezwel, hebbende den naam van een vurige kool.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA