Deuteronomy 33:13-14
13En van Jozef zeide hij: Zijn land zij gezegend van den Heere, van het uitnemendste des hemels, van den dauw, en van de diepte, die beneden is liggende; ▼ , ▼ 14En van de uitnemendste inkomsten der zon, en van de uitnemendste voortzetting der maan; ▼▼ uitnemendste inkomsten der zon, Hebreeuws, van het uitnemendste der inkomsten van de zon; en zo in het volgende; dat is, de schoonste vruchten, die door de warmte der zon voortkomen en rijpen.
,
▼▼ maan; Die de maan in verscheiden maanden is voortzettende of voortstotende, doordien zij het aardrijk bevochtigt.
Copyright information for
DutSVVA