Ephesians 1:4-6

4Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde;
 uitverkoren heeft Of, uitgelezen, namelijk uit den gemenen hoop der verdorven mensen. Zie Joh 15:16, Joh 15:19; Rom 8:29; 2Th 2:13; 1Pe 1:1-2, enz.
,
 in Hem, Namelijk Christus, als ons Hoofd, gelijk in vs.3 om ons het beeld Zijns Zoons gelijkvormig te maken, Joh 17:6; Rom 8:29. Of, door hem, Joh 15:16, Joh 15:19.
,
 voor de grondlegging Dat is, van eeuwigheid, gelijk deze wijze van spreken alom genomen wordt. Zie Joh 17:24; 1Pe 1:20. Zie ook Psa 90:2; Pro 8:23.
,
 heilig en Hieronder wordt ook het ware geloof verstaan, hetwelk nimmermeer zonder heiligheid is, gelijk ook de heiligheid en liefde niet kan zijn zonder het ware geloof; want door het geloof worden onze harten gereinigd, Act 15:9; 1Pe 1:22. En dat wij ook uit genade in Christus tot het geloof verkoren zijn, blijkt Act 13:48; Rom 8:30; 2Ti 1:9; Jam 2:5.
,
 onberispelijk Dat is, niet alleen voor de mensen, gelijk de geveinsden somwijlen voor enen tijd ook zijn, maar oprecht als in Gods tegenwoordigheid. Zie Gen 17:1; Luk 1:6. En is deze heiligheid en onberispelijkheid in dit leven wel oprecht, en door de kracht van Gods Geest begonnen, maar zal in het toekomende leven eerst in alle delen volmaakt worden. Zie 1Co 13:9; Eph 5:27; Phi 3:12, enz. Doch is deze onvolkomen heiligheid en onberispelijkheid in Christus Jezus ook in dit leven God behagelijk, en als volkomen van Hem aangenomen, omdat Hij onze gebreken door het geloof in Christus vergeeft en in Christus overziet, Col 2:10; Heb 13:21; 1Pe 2:5, enz.
,
 in de liefde; Dit verstaan sommigen van de liefde waarmede ons God liefgehadheeft, en voegen het bij het voorgaande woord uitverkoren. Doch het kan bekwamelijk bij de naaste woorden heilig en onstraffelijk gevoegd worden, en verstaan van onze liefde jegens God en de naasten waarin zich deze heiligheid voornamelijk openbaart. Zie 1Co 13:1, enz.; Gal 5:6.
5Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijn wil.
 te voren Namelijk van eeuwigheid, gelijk in het vs.4. En hier wordt ten aanzien van ons het opperste einde van onze verkiezing tot heerlijkheid nader uitgedrukt; namelijk onze aanneming tot kinderen en erfgenamen Gods, en medeërfgenamen van Christus, waarvan wij hier wel de beginselen en verwachting hebben, Joh 1:12; Rom 8:15; maar de volle bezitting van dit kindschap en deze erfenis zullen wij hiernamaals eerst ontvangen. Zie Rom 8:23; Gal 4:5; Heb 9:15; 1Jo 3:2.
,
 in Zichzelven, Of, tot Zichzelven, dat is, tot Zijne eer, om Zijns zelfs wil, voor Zichzelven, aan Zichzelven. Want God de Vader heeft ons in Christus tot Zijne kinderen en erfgenamen verordineerd; Rom 8:17.
,
 naar het welbehagen Dat is, niet uit enige van onze verdienste of waardigheid, maar alleen naar Zijn onverdiende gunst, genade en believen. Zie Rom 9:11-12, Rom 9:15-16, en Rom 11:6; 2Ti 1:9; gelijk in vs.6 ook verklaard wordt.
6Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde;
 Tot prijs der Dat is, opdat deze Zijn heerlijke genade door ons geloofd en geprezen worde; hetwelk is het opperste einde van deze eeuwige en genadige verkiezing Gods, Rom 9:23.
,
 begenadigd heeft Of, aangenaam heeft gemaakt, namelijk voor hem, gelijk dit woord, Luk 1:28, van de maagd Maria ook gebruikt wordt.
,
 Geliefde; Namelijk Christus, zijn geliefden Zoon; Mat 3:17.
Copyright information for DutSVVA