Ephesians 1:5-6
5Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijn wil. ▼▼ te voren Namelijk van eeuwigheid, gelijk in het vs.4. En hier wordt ten aanzien van ons het opperste einde van onze verkiezing tot heerlijkheid nader uitgedrukt; namelijk onze aanneming tot kinderen en erfgenamen Gods, en medeërfgenamen van Christus, waarvan wij hier wel de beginselen en verwachting hebben, Joh 1:12; Rom 8:15; maar de volle bezitting van dit kindschap en deze erfenis zullen wij hiernamaals eerst ontvangen. Zie Rom 8:23; Gal 4:5; Heb 9:15; 1Jo 3:2.
,
▼
,
▼▼ naar het welbehagen Dat is, niet uit enige van onze verdienste of waardigheid, maar alleen naar Zijn onverdiende gunst, genade en believen. Zie Rom 9:11-12, Rom 9:15-16, en Rom 11:6; 2Ti 1:9; gelijk in vs.6 ook verklaard wordt.
6Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde; ▼
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA