Ephesians 2:5-6

5Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden),
 dood waren Zie de aantekeningen vs.1.
,
 levend gemaakt Dat is, uit den dood der zonde verlost, door onze rechtvaardigmaking en wedergeboorte, gelijk terstond hierna verklaard wordt.
,
 met Christus; Want als Christus, die om onzer zonden wil gestorven was, is opgewekt zo heeft Hij metterdaad betoond dat Hij de schuld onzer zonde en het lichaam onzer zonden had teniet gedaan: hetwelk Hij eerst voor ons, en daarna ook in ons heeft volbracht uit kracht Zijns doods en Zijner opstanding, Rom 4:25, en Rom 6:6-8, als Hij ons het geloof heeft geschonken, door het geloof heeft gerechtvaardigd, en door Zijnen Geest heeft vernieuwd en geheiligd. Zie 1Co 1:30.
6En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus;
 in Christus Jezus; Namelijk als ons Hoofd, in welken wij deze weldaden alrede bezitten, en wij ook in hope bezitten, Rom 8:24, en dezelve zekerlijk zullen deelachtig worden te zijner tijd. Zie Rom 8:11; 1Co 15:20; Phi 3:21; Col 3:1-2, enz.
Copyright information for DutSVVA