Ephesians 5:30

30Want wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen.
 leden Zijns Namelijk van Christus; en hier spreekt de apostel niet van de gemeenschap der natuur, waardoor Christus ook het vlees en bloed deelachtig is geworden, gelijk de kinderen, Heb 2:14, maar van de geestelijke gemeenschap tussen Hem en de ware gelovigen, van welke Hij het hoofd, en zij Zijne leden zijn. Zie Eph 1:22, en Eph 2:15, en Eph 4:12, enz.
Copyright information for DutSVVA