‏ Exodus 32:11-12

11Doch Mozes aanbad het aangezicht des Heeren zijns Gods, en hij zeide: O Heere! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen Uw volk, hetwelk Gij met grote kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd hebt? 12Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij hen vernielde van den aardbodem? Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen.
 kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, Dat is, met een listig en kwaad voornemen; anders, ten kwade; dat is, tot hun ongeluk en verderf.
,
 van den aardbodem? Dat is, dat zij op den aardbodem niet blijven zouden.
,
 laat het U over het kwaad Uws volks berouwen Mozes bidt hier dat God berouw hebbe; dat is, dat Hij het volk het kwaad niet late overkomen; dat is, de straf, die Hij over hen wilde brengen. Zie Gen 6:6.
Copyright information for DutSVVA