Ezekiel 11:1
1Toen hief mij de Geest op, en bracht mij tot de Oostpoort van het huis des Heeren, dewelke ziet oostwaarts; en ziet, aan de deur der poort waren vijf en twintig mannen, en in het midden van hen zag ik Jaazanja, den zoon van Azzur, en Pelatja, den zoon van Benaja, vorsten des volks. ▼ , ▼ , ▼▼ vijf en twintig mannen, Men meent dezen geweest te zijn dezelfden van wie gesproken is boven Eze 8:16 . Zoveel is het, dat zij van groot aanzien onder het volk geweest zijn, en voornamelijk wier namen hier uitgedrukt worden. Zij komen hier uit het huis des Heeren, van den afgodendienst, dien zij daar de zon bewezen hadden, en spreken tezamen van de versterking der stad.
,
▼
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA