Ezekiel 21:25-27

25En gij, o onheilig, goddeloos vorst van Israël, wiens dag komen zal, ten tijde der uiterste ongerechtigheid;
 o onheilig, Hij meent Zedekia den koning van Juda.
,
  goddeloos vorst van Israël, Te weten door afgoderij tegen God, meinedigheid, tegen den koning Nebukadnezar, wreedheid tegen zijne onderzaten, enz.
,
 dag komen zal, Te weten van uw straf en ondergang. Zie Job 18:20 , en de aantekening, en Psa 37:13 ; idem, hieronder vs.29.
,
 tijde der uiterste ongerechtigheid; Dat is, als de ongerechtigheid op het hoogste gekomen en vol zal zijn, Gen 15:16 . Hebreeuws, ten tijde der ongerechtigheid van het einde, of van het uiterste; dat is de uiterste of eindelijke ongerechtigheid; of men kan met sommigen door ongerechtigheid verstaan [gelijk elders] de straf der ongerechtigheid en van het einde; dat is die een einde met hen zal uitmaken. Alzo onder vs.29, en Eze 35:5 .
26Alzo zegt de Heere Heere: Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen; Ik zal verhogen dien, die nederig is, en vernederen dien, die hoog is.
 weg, Te weten van uw hoofd; zie van dezen hoed Exo 28:4 .
,
 dezelfde niet wezen; dat is, uw kroon niet meer wezen, dat is, gij zult niet meer koning zijn.
,
 nederig is, Versta, den koning Jojachin, die in de Babylonische gevangenschap was, van wiens verhoging zie 2Ki 25:27 , enz.
,
 die hoog is Dat is, Zedekia, die nu wel koning was, maar haast zou gevangen, verblind en weggevoerd worden. Zie 2Ki 25:6-7 .
27Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die daartoe recht heeft, en dien Ik geven zal.
 die kroon Te weten die kroon, van welke in vs.26 gemeld is.
,
 omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; Dat is gans uitroeien, omwerpen en verderven. Hetzelfde wordt driemalen herhaald om de zekerheid van het verhaal en den ijver van den profeet aan te wijzen, alsook om degenen, wien het aanging, sterkelijk te bewegen. Vergelijk Jer 7:4 , en Jer 22:29 . Het Hebreeuwse woord is zo genomen, Isa 24:1 .
,
 zij zal niet zijn, Dat is, daar zal geen koning zijn uit den stam van Juda.
,
 daartoe recht heeft, Te weten om de kroon te hebben. Deze is onze Heere Jezus Christus, die de ware zoon en opvolgers is van David.
,
 dat geven zal Te weten recht.
Copyright information for DutSVVA