‏ Ezekiel 33:21-22

21En het geschiedde in het twaalfde jaar onzer gevankelijke wegvoering, in de tiende maand, op den vijfden der maand, dat er een tot mij kwam, die van Jeruzalem ontkomen was, zeggende: De stad is geslagen.
 onzer gevankelijke wegvoering, Met Jojachin of Jechonia. Vergelijk boven Eze 1:2 , en Eze 24:1 , en onder Eze 40:1 ; Jer 29:10 , met de aantekening.
,
 tiende maand, In het kerkelijk jaar genoemd Tebeth, passende op onzen December en Januari; nadat Jeruzalem op den negenden van de vierde maand van het vorige jaar door den koning van Babel, in het negentiende jaar zijner regering, was gewonnen, en zijn overste Nebuzaradan op den zevenden van de vijfde maand daar binnen was getogen; 2Ki 25:3 , 2Ki 25:8 ; Jer 39:2 .
,
 tot mij kwam, Volgens Gods voorzegging, boven Eze 24:26 .
,
 stad is geslagen Jeruzalem is ingenomen en verwoest, en velen der inwoners zijn omgebracht; alzo 1Sa 30:1 ; 2Sa 15:14 ; 2Ki 3:19 ; 1Ch 20:1 , en onder Eze 40:1 ; vergelijk Jer 43:11 , en Jer 46:13 , en Jer 47:1 , enz.
22Nu was de hand des Heeren op mij geweest des avonds, eer die ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat hij des morgens tot mij kwam. Alzo werd mijn mond opengedaan, en ik was niet meer stom.
 hand des HEEREN op mij geweest des avonds, Zie boven Eze 1:3 .
,
 hij des morgens De voorzegde boodschapper.
,
 stom Gelijk hem ook van den Heere was voorzegd, boven Eze 24:27 ; vergelijk Eze 3:26 , met de aantekening.
Copyright information for DutSVVA