Ezekiel 36:12-15

12En Ik zal mensen op u doen wandelen, namelijk Mijn volk Israël, die zullen u erfelijk bezitten, en gij zult hun ter erfenis zijn, en gij zult ze voortaan niet meer beroven.
 voortaan niet meer beroven Hebreeuws, niet toedoen haar meer, of voortaan te beroven; te weten van alles wat hun lief is, kinderen, mensen in het algemeen, landvruchten, enz.; zie Jer 15:7 ; alzo onder vs.13-15. De zin is, dat het land niet meer alzo zou gesteld zijn als tevoren, toen de mensen door krijg, honger en pestilentie daarin vergingen, gij van hen en zij van u beroofd werden; waarom de smaadredenen van het land gebruikt werden, die in het volgende verhaald worden. God spreekt het land aan, alsof dat zulks had gedaan, met een verbloemde rede, en ten aanzien van het zeggen der vijanden, die het hielden voor een vervloekt land, waarin niemand kon welvaren of met vrede wonen. Vergelijk Num 13:32 .
13Zo zegt de Heere Heere: Omdat zij tot u zeggen: Gij zijt een land, dat mensen opeet, en gij zijt een land, dat uw volken berooft;
 zeggen Door schimp en spot.
,
 uw volken Der twaalf stammen; alzo in vs.14,15, en onder Eze 37:22 .
,
 berooft; Zie op vs.12.
14Daarom zult gij niet meer mensen opeten, en uw volken niet meer doen struikelen, spreekt de Heere Heere.
 doen struikelen, En dienvolgens beroven; zie boven vs.12.
15En Ik zal maken, dat men den schimp der heidenen niet meer over u hore, en gij zult den smaad der natiën niet meer dragen; en gij zult uw volken niet meer doen struikelen, spreekt de Heere Heere.
 schimp der heidenen Gelijk boven vs.6.
Copyright information for DutSVVA