‏ Ezekiel 36:9

9Want ziet, Ik ben bij u, en Ik zal u aanzien, en gij zult gebouwd en bezaaid worden.
 u, O gij bergen van Israël, om u te redden en goed te doen. Anders: Ik [wil] aan u. Welke manier van spreken hier niet [gelijk elders, zie Jer 21:13 , en boven Eze 13:8 ] in het kwade, of vijandelijk, maar in het goede en vriendelijk moest genomen worden; gelijk men ook wel somtijds doet in onze taal, wanneer men vijandelijk aan iemand wil, of ook ten beste, om iemand of iets te redden, enz.
,
 aanzien, Of, mijn aangezicht tot u wenden, of keren; dat is, mij uwer genadiglijk aannemen, zendende u den Messias, op wiens komst en weldaden aan zijne kerk deze profetie meest ziet, gelijk in het vervolg blijkt.
Copyright information for DutSVVA