Ezekiel 36:9-10

9Want ziet, Ik ben bij u, en Ik zal u aanzien, en gij zult gebouwd en bezaaid worden.
 u, O gij bergen van Israël, om u te redden en goed te doen. Anders: Ik [wil] aan u. Welke manier van spreken hier niet [gelijk elders, zie Jer 21:13 , en boven Eze 13:8 ] in het kwade, of vijandelijk, maar in het goede en vriendelijk moest genomen worden; gelijk men ook wel somtijds doet in onze taal, wanneer men vijandelijk aan iemand wil, of ook ten beste, om iemand of iets te redden, enz.
,
 aanzien, Of, mijn aangezicht tot u wenden, of keren; dat is, mij uwer genadiglijk aannemen, zendende u den Messias, op wiens komst en weldaden aan zijne kerk deze profetie meest ziet, gelijk in het vervolg blijkt.
10En Ik zal mensen op u vermenigvuldigen, het ganse huis Israëls, ja, dat geheel; en de steden zullen bewoond, en de eenzame plaatsen bebouwd worden.
 mensen op u vermenigvuldigen, Hebreeuws, mens, en zo in vs.11, mens en beest. Vergelijk onder vs.37,38; Jer 31:27 , met de aantekening.
,
  ganse huis Israëls, Mijn ganse kerk, het gehele lichaam, onder een hoofd, den Messias; zie Eph 2:12-13 , Eph 2:19-22 ; Col 2:19 , en vergelijk onder Eze 37:16-17 , Eze 37:19 , Eze 37:24 , enz.
Copyright information for DutSVVA