Ezekiel 38:19-20

19Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid: Zo er niet, te dien dage, een groot beven zal zijn in het land Israëls!
 heb gesproken Anders: Ik zal spreken.
,
 ijver, Over en voor mijn volk, en tegen zijne vijanden.
,
 Zo er niet, Een afgebroken rede, in het eedzweren gebruikelijk; zie boven Eze 34:8 .
20Zodat van Mijn aangezicht beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, en het gedierte des velds, en al het kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, en alle mensen, die op den aardbodem zijn; en de bergen zullen nedergeworpen worden, en de steile plaatsen zullen nedervallen, en alle muren zullen ter aarde nedervallen.
 aangezicht Dat is, verschrikkelijke tegenwoordigheid, of toornigheid [zie Psa 21:10 ] , die ik door mijne oordelen over deze vijanden zal bewijzen, waardoor zich alles [om zo te spreken] zal ontzetten en schrikken wat er is. Figuurlijke manier van spreken.
,
 aardbodem zijn; Hebreeuws, aangezicht.
,
 steile plaatsen Of, trappen, ophangen, hoge torens.
,
 muren Hebreeuws, muur zal, enz.
Copyright information for DutSVVA