Genesis 25:22-23

22En de kinderen stieten zich samen in haar lichaam. Toen zeide zij: Is het zo? waarom ben ik dus? en zij ging om den Heere te vragen.
 de kinderen Hebr. zonen.
,
 stieten Te weten, op een ongewoon, zeldzame, smartelijke wijze, betekenende de scheiding en vijandschap dezer twee kinderen en hun nakomelingen.
,
 lichaam Hebr. in het binnenste van haar.
,
 waarom Hebr. waarom ik dus? of waartoe ik dit? Het zijn afgebroken woorden, voortkomende uit ongeduld en ontzetting over dit zeldzame werk. De zin schijnt te zijn: is het zo te doen! waarom mocht ik naar kinderen wensen? of waarom geeft die mij God? of waarom ben ik dragende geweest? of waartoe ben ik nog in het leven?
,
 ging om Te weten, in een eenzame plaats, om den HEERE in dezen nood vuriglijk te bidden; of om zijn mening te verstaan door enigen profeet, zoals Abraham zelf, of enigen anderen nog levenden godzaligen patriarch.
23En de Heere zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, en twee natiën zullen zich uit uw ingewand van een scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en de meerdere zal den mindere dienen.
 de HEERE Te weten, door enige tegenwoordige aanspraak, of door een gezicht, of in den droom, of door inwendige ingeving, geschied aan haarzelve, of aan enig profeet, die het haar van Gods wege heeft aangediend.
,
 Twee Dat is, vaders van twee volken, te weten: Edomieten en Israëlieten.
,
 vaneen Hetwelk vervuld is, niet alleen lichamelijk, ten aanzien van Jakob en Ezau, alsook de Israeliëten en Edomieten, maar ook geestelijk, ten aanzien van de ware kerk en het volk Gods en de vijanden derzelve.
,
 het ene De zin is, dat de ene broeder den anderen en het ene volk het andere in macht zouden te boven gaan.
,
 de meerdere Deze woorden verklaren de voorgaande. Versta door den meerderen Ezau, welke, ten aanzien van de eerstgeboorte, van de sterkte des lichaams en van het uiterlijk vermogen, de grootste geweest is; gelijk ook zijn nakomelingen lang het gebergte Seïr bezeten en daarin geregeerd hebben, toen de kinderen Israels vreemdelingen in Kanaän, slaven in Egypte, en arme reizigers in de woestijn waren. Niettemin zou deze meerdere den minderen onderworpen zijn en dienen; hetwelk vervuld is, eerst in Jakob, toen hij, het recht der eerstgeboorte verkregen hebbende, een heer zijns broeders geworden is; daarna in zijn nakomelingen, toen zij het land Kanaän geërf en de Edomieten aan zich cijnsbaar gemaakt hebben; zie 2Sa 8:14. Dit wordt ook vervuld in de ware kerk, welke, hoewel zij naar de uiterlijke heerlijkheid en macht veel geringer is dan de valse, is nochtans Christus door zijn woord en Geest in het midden van haar, over al zijne en hare vjianden heersende.
Copyright information for DutSVVA