‏ Genesis 26:19-21

19De knechten van Izak dan groeven in dat dal, en zij vonden aldaar een put van levend water.
 van levend Dat voortkwam uit verborgen aders, altijd klaar, vers en drinkbaar water opwellende. Verg. Lev 14:5, Lev 14:50, en Lev 15:13; Num 19:17; Son 4:15.
20En de herders van Gerar twistten met Izaks herders, zeggende: Dit water hoort ons toe! Daarom noemde hij den naam van dien put Esek, omdat zij met hem gekeven hadden.
 hij Te weten, Izak.
,
 Esek, Dat is, twist, gekijf.
21Toen groeven zij een anderen put, en daar twistten zij ook over; daarom noemde hij deszelfs naam Sitna.
 Sitna Dat is, vijandschap, haat, wederstand. Van hetzelfde Hebreeuwse woord wordt de duivel genoemd Satan, dat is, wederpartijder, hater.
Copyright information for DutSVVA