‏ Genesis 49:18

18Op uw zaligheid wacht ik, Heere!
 Op uw Jakob wendt zich tot God, om hem den welstand zijner nakomelingen aan te bevelen, door Gods Geest voorziende de zwarigheden, die hun in het algemeen zouden overkomen, en in het bijzonder den stam van Dan, zowel ten aanzien van zijn erfdeel, Jos 19:47; Jdg 1:34, als van de zuivere religie of godsdienst, die zij zeer haast door afgoderij verloren hebben; Jdg 18:17.
,
 zaligheid wacht ik, Het Hebreeuwse woord betekent, òf tijdelijke verlossing en behoud, Jdg 15:18, en 2Sa 10:11; of eeuwige, Isa 45:17; Luk 19:9, of beiden tezamen, gelijk Psa 37:39, en hier. Anders, tot [of, om ] uw heil, [of, behoudenis ], wacht ik den Heere.
Copyright information for DutSVVA