‏ Hebrews 1:10-12

10En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen;
 En Gij, Heere! Namelijk tot of van den Zoon zegt Hij gelijk vs.8, welke woorden de apostel hier getuigt dat van den Zoon Gods gezegd zijn, gelijk ook het doel van den psalm aanwijst, daar hij daar van de wederoprichting van het koninkrijk Gods spreekt en van de verbreiding daarvan onder de heidenen, hetwelk beide door Christus is geschied; Psa 102:14, enz.
,
 in den beginne Namelijk der schepping van alle dingen; gelijk Gen 1:1; Joh 1:1.
11Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd, en zij zullen alle als een kleed verouden;
 Gij blijft altijd, Namelijk van eeuwigheid tot eeuwigheid, zonder verandering; gelijk ook van Christus getuigd wordt, Rev 1:8, en Rev 22:13. Zie ook Heb 13:8.
12En als een dekkleed zult Gij ze ineenrollen, en zij zullen veranderd worden; maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet ophouden.
 een dekkleed Namelijk dat ergens over wordt gelegd om iets te dekken en te bewaren tegen regen, wind en hitte; hetwelk als het genoeg gebruikt is pleegt opgerold en ter zijde gelegd te worden.
,
 veranderd worden; Zie 2Pe 3:10.
Copyright information for DutSVVA