Hebrews 11:13-14

13Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren.
 de beloften niet verkregen hebbende, Dat is, de zaak die hun verscheidene malen beloofd was, van den eigendom van het land Kanaän, en het zaad, waarin alle geslachten der aarde zouden gezegend worden.
,
 gasten en vreemdelingen Gelijk van Jakob uitdrukkelijk wordt betuigd, toen hij voor Faraö stond, Gen 47:9, en van anderen vóór en na hem; Gen 15:13, en Gen 28:4; Psa 39:13.
14Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken.
 zulke dingen zeggen, Namelijk dat zij vreemdelingen en gasten zijn op aarde.
,
 een vaderland zoeken Namelijk dat buiten deze wereld in den hemel is, gelijk vs.16 wordt verklaard.
Copyright information for DutSVVA