‏ Hebrews 11:33-34

33Welken door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt;
 koninkrijken hebben overwonnen, Namelijk als Jozua een en dertig koningen, en David al de omliggenden rondom het land Kanaän heeft overwonnen.
,
 gerechtigheid geoefend, Namelijk niet alleen in het leiden van een rechtvaardig leven, maar ook in het oefenen van openlijke rechtzaken, gelijk vele godzalige rechters en koningen hebben gedaan.
,
 de beloftenissen verkregen, Dat is, de vervulling der beloften, die hun geschied waren, gelijk daar was de bezitting van het land Kanaän en van enige bijzonder weldaden, als aan Sara, Anna, enz., en ook in het algemeen van vergeving der zonden, aanneming tot kinderen en de erve van het eeuwige leven. Zie hiervoren vs.16; Act 15:11.
,
 de muilen der leeuwen toegestopt; Namelijk gelijk Simson, Jdg 14:6; David, 1Sa 17:34, en Daniël, Dan 6:23.
34De kracht des vuurs hebben uitgeblust, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in den krijg sterk geworden zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht;
 De kracht des vuurs hebben uitgeblust, Namelijk gelijk de metgezellen van Daniël; Dan 3:25.
,
 de scherpte des zwaards zijn ontvloden, Grieks de monden des zwaards; namelijk gelijk David het zwaard van Saul, 1Sa 20; Elia het zwaard van Achab, 1Ki 19; Elisa het zwaard der Syriërs, 2Ki 6.
,
 uit zwakheid krachten hebben gekregen, Namelijk gelijk Job, Job 42; David, Psa 6; Hiskia, Isa 38.
,
 in den krijg sterk geworden zijn, Namelijk gelijk vele rechters en koningen.
,
 heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht Namelijk gelijk Jonathan; 1Sa 14.
Copyright information for DutSVVA