Hebrews 12:6-7

6Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij aanneemt.
 die Hij aanneemt Dat is, voor zijn zoon erkent en houdt.
7Indiën gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; ( want wat zoon is er, dien de vader niet kastijdt?)
 verdraagt, Namelijk lijdzaam, of gewillig, als voren.
,
 zo gedraagt Zich God Dat is, zulks is u een zeker teken, dat gij rechte kinderen zijt, en dat God u die toezendt als een vader. Want de goddelozen worden ook wel van God gestraft, maar als van een rechter, en spreken dikwijls godslasteringen tegen den God des hemels in deze straffingen; zie Rev 16:10-11; of vallen in wanhoop, gelijk Saul, Judas, enz.
,
 als zonen, Namelijk ware en rechte kinderen.
Copyright information for DutSVVA