Hosea 1:7

7Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en zal ze verlossen door den Heere, hun God, en Ik zal ze niet verlossen door boog, noch door zwaard, noch door krijg, door paarden noch door ruiteren.
 Juda zal Ik Mij ontfermen, Dat is, mijne kerk, of mijn volk, hier bijzonderlijk afgebeeld door Juda, als hebbende den rechten godsdienst, en niet door Israël, die den waren godsdienst verlaten hadden; waarom in het volgende ook van het huis van Juda gezegd wordt, den Heere hunnen God. Vergelijk onder vs.9, en Hos 12:1 ; anderszins worden Juda en Israël [tezamen afbeeldende de algemene kerk uit Joden en heidenen] samengevoegd. Zie onder vs.11, enz.; idem Hos 3:5 .
,
 HEERE, hun God, Dat is, door mijn eeuwigen eniggeboren Zoon Jezus Christus, dien Ik tot een Heiland, Behouder, Zaligmaker, Hoofd en Koning van zijn volk verordineerd heb; vergelijk Gen 19:24 ; Isa 10:27 , en Jer 23:4-5 , enz. Anders: door den HEERE hunnen God; dat is, door mijzelven, Ik zal het zelf doen, te weten hen lichamelijk verlossen uit Babel, en geestelijk door den Messias, uit de gevangenis des duivels, enz.
,
 boog, noch door zwaard, Gelijk de verlossing van Juda uit de Babylonische gevangenschap door mijn zonderlinge genade en regering beschikt en bestuurd zal worden, en niet door menselijk geweld, alzo zal de verlossing door Christus een gans hemels en geestelijk heil zijn, waarvoor zij niemand dan mij zullen hebben te danken. Vergelijk Mic 5:9 , met de aantekening. Sommigen duiden het ook op de wonderlijke regering van God, door welke Hij Juda heeft verlost van de twee koningen, Pekah, koning van Israël, en Rezin, koning van Syrië. Zie Isa 7:1 ,enz.; 2Ki 15:29-30 , en 2Ki 16:9 .
Copyright information for DutSVVA