‏ Hosea 13:10-11

10Waar is uw koning nu? Dat hij u behoude in al uw steden! En uw richters, waar gij van zeidet: Geef mij een koning en vorsten?
 Waar is uw Zie van het Hebreeuwse woord, vs.14.
,
 koning Op wien gij u verlaten hebt, menende dat hij u genoeg behouden zou. Alzo bespot de Heere hun ijdel vertrouwen, sprekende van het toekomende alsof het tegenwoordig ware. Vergelijk boven Hos 10:3 .
,
 nu? Aldus wordt het Hebreeuwse woord Epho ook gebruikt voor nu, of dan, tot aanvulling van ene rede, Job 9:24 , en Job 17:15 , en Job 19:6 ; Isa 19:12 , en Isa 22:1 . Anders: Ik zal, of zou uw koning zijn, waar is [een ander?] dat hij u, enz., of die u behoude, enz., of Ik zal er zijn, [maar] waar is uw koning, enz. Alsof God zeide: Ik ben en blijf eeuwiglijk dezelfde, [zie Exo 3:14 ] , waarom gij bij mij uwe hulp en heil behoordet gezocht te hebben; maar gij hebt vertrouwd op uwen koning, die nu nergens voorhanden is. Vergelijk boven Hos 10:15 .
,
 richters, Dat is, regenten, die den koning zouden bijstaan om u te beschermen.
,
 zeidet Ten tijde van den profeet Samuël. Zie 1Sa 8:5 ; ten ware dat die van Efraïm dergelijke woorden, volgens hunne trotsheid, mochten hebben gebruikt ten tijde van Rehabeam, als zij zich van Juda afscheurden en een eigen koning over de tien stammen maakten, hetwelk God door zijn verborgen raad alzo geschikt heeft, en verklaard dat Hij het gedaan heeft [ 1Ki 11:31 , 1Ki 11:35 ] , hoewel de schuld van het volk daarom niet te minder is geweest.
11Ik gaf u een koning in Mijn toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid.
 koning Saul. Sommigen duiden het op den eersten koning der tien stammen, Jerobeam, die uit Efraïm was en Israël bedorven heeft, gelijk boven is aangetekend.
,
 toorn Zie 1Sa 8:7-8 ; 1Ki 11:33 ; boven Hos 8:4 .
,
 hem weg in Mijn verbolgenheid Saul; zie 1Sa 15:23 , en 1Sa 16:1 , en 1Sa 31:4 , 1Sa 31:6 . Sommigen zetten het over: Ik zal [hem] wegnemen, enz., duidende dit op den laatsten koning der tien stammen, Hosea, die van Salmanasser is overheerd, en in welken het koninkrijk van Israël een einde heeft genomen, 2Ki 17 . Vergelijk boven Hos 10:3 , Hos 10:7 , Hos 10:15 . Anderen verstaan het in het algemeen van de koningen der tien stammen, met welken God hier te doen heeft, [vergelijk boven Hos 7:16 , en Hos 8:4 ] , en zetten het over: Ik geef een koning, enz. en neem [hem] enz.
Copyright information for DutSVVA