Hosea 5:13-14
13Als Efraïm zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, zo toog Efraïm tot Assur, en hij zond tot den koning Jareb; maar die zal ulieden niet kunnen genezen, en zal het gezwel van ulieden niet helen. ▼▼ krankheid zag, Al dit voorzegde kwaad en nakend gevaar gevoelde of merkte.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ Jareb; Vergelijk onder Hos 10:6 , uit welke plaats afgenomen wordt dat dit een naam moet geweest zijn van zekeren koning in Assyrië, [gelijk ook sommige kroniekschrijvers hebben] of in het algemeen een naam, dien de Joden en Israëlieten dien uitlandsen koningen gewoon waren te geven, welker hulp en bescherming zij, uit mistrouwen op God, verzochten; Jareb is in het Hebreeuws zoveel als: hij zal twisten, richten, pleiten; dat is, de zaak voor ons opnemen en uitvoeren. Vergelijk Jdg 6:31-32 , met de aantekening.
,
▼▼ van ulieden niet helen Alzo dat Hij het van u wegneemt, dat gij het kwijt wordt. Anders: zal de wonde [van niemand] uit, of van u helen.
14Want Ik zal Efraïm zijn als een felle leeuw, en den huize van Juda als een jonge leeuw; Ik, Ik zal verscheuren en henengaan; Ik zal wegvoeren, en er zal geen redder zijn. ▼
Copyright information for
DutSVVA