Isaiah 56:10-11

10Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben het sluimeren lief.
 Hun Hebreeuws, zijne; te weten van het volk.
,
 wachters Te weten de priesters en ook de regenten van het volk; zie Jer 6:13 , en Jer 8:10 ; Eze 3:17 .
,
 blind, Dat is, onwetend, onervaren in mijne wetten.
,
 stomme honden, Dat is, zij zijn den stommen honden gelijk. Zij straffen de zonden van het volk niet en zij waarschuwen het niet voor den toorn Gods, vrezende ongunst bij hetzelve te behalen.
11En deze honden zijn sterk van begeerte, zij kunnen niet verzadigd worden, ja, het zijn herders, die niet verstaan kunnen; zij allen keren zich naar hun weg, elkeen naar zijn gewin, elk uit zijn einde.
 zijn sterk Hebreeuws, sterk van ziel; van begeerte, van lust, van appetijt, of gulzig, of gierig en onverzadelijk van geld en goed. Zie de aantekening Job 39:1 . Anders: sterk van lijf.
,
 zij kunnen Of, zij weten niet zat te worden, of zij weten niet van verzadigd te worden.
,
 naar zijn gewin, Of naar zijne gierigheid.
,
 elk Dat is, van het ene einde tot het andere. Anders: [elk] in zijn kwartier. Anders: uit de voornaamste derzelve; alsof hij zeide: Niet alleen de geringsten onder de priesters, maar ook de hoogsten en voornaamsten. Anders: uit zijne [te weten van het volk] voornaamsten; dan zou dit de mening zijn: niet uit de armen, maar uit de voornaamste, rijkste en vermogendste personen, die de voortreffelijkste offeranden en giften konden brengen, zoeken zij hun vuil gewin. Zie de aantekening Gen 19:4 , en Gen 47:2 ; Jdg 18:2 .
Copyright information for DutSVVA