Judges 1:16-17

16De kinderen van den Keniet, den schoonvader van Mozes, togen ook uit de Palmstad op, met de kinderen van Juda, naar de woestijn van Juda, die tegen het zuiden van Harad is; en zij gingen heen en woonden met het volk.
 Keniet, Versta, Jethro; zie Num 24:21-22.
,
 de Palmstad op, Jericho. Zie Deu 34:3.
,
 Harad is; De naam ener stad, gelegen bij het gebergte Seïr, en misschien ook van een koning van die plaats. Zie Num 21:1.
,
 en zij gingen heen Hebreeuws, en hij ging en woonde, of, bleef met, of, bij het volk. Hij, namelijk, de Keniet; dat is, Jethro's nakomelingen. Sommigen zetten het aldus over: Want hij [de Keniet] was [mede] getogen, en was gebleven, of, had gewoond bij het volk, namelijk Israël. Zie Num 10:29, en Num 24:21-22; 1Sa 15:6.
17Juda dan toog met zijn broeder Simeon, en zij sloegen de Kanaänieten, wonende te Zefat, en zij verbanden hen; en men noemde den naam dezer stad Horma.
 Juda dan toog met zijn broeder Simeon, Hier wordt de historie, boven vs.8 verlaten zijnde, hervat en vervolgd.
,
 Zefath, Deze plaats wordt nergens meer vermeld; alleenlijk vindt men 2Ch 14:9-10
,
  verbanden hen Zie Deu 2:34.
,
 Horma Dat is, ban, verbanning. Vergelijk Num 14:45, en Num 21:3. Sommigen menen dat dit Horma is de koninklijke stad, gelegen aan de zuidelijke grenzen van Kanaän, aan het westelijke einde van het gebergte Seïr. Zie Jos 12:14, en Jos 15:30, Jos 19:4; 1Sa 30:30; 1Ch 4:30.
Copyright information for DutSVVA