Judges 1:16-17
16De kinderen van den Keniet, den schoonvader van Mozes, togen ook uit de Palmstad op, met de kinderen van Juda, naar de woestijn van Juda, die tegen het zuiden van Harad is; en zij gingen heen en woonden met het volk. ▼ , ▼ , ▼ , ▼▼ en zij gingen heen Hebreeuws, en hij ging en woonde, of, bleef met, of, bij het volk. Hij, namelijk, de Keniet; dat is, Jethro's nakomelingen. Sommigen zetten het aldus over: Want hij [de Keniet] was [mede] getogen, en was gebleven, of, had gewoond bij het volk, namelijk Israël. Zie Num 10:29, en Num 24:21-22; 1Sa 15:6.
17Juda dan toog met zijn broeder Simeon, en zij sloegen de Kanaänieten, wonende te Zefat, en zij verbanden hen; en men noemde den naam dezer stad Horma. ▼▼ Juda dan toog met zijn broeder Simeon, Hier wordt de historie, boven vs.8 verlaten zijnde, hervat en vervolgd.
,
▼
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA