Judges 10:16

16En zij deden de vreemde goden uit hun midden weg, en dienden den Heere. Toen werd Zijn ziel verdrietig over den arbeid van Israël.
 vreemde goden uit hun midden weg, Hebreeuws, de goden der vreemden; dat is, der heidenen, die van God en Israël vervreemd waren.
,
 verdrietig Of, beangstigd, benauwd. Hebreeuws eigenlijk, verkort afgemaaid. Dit wordt menselijker wijze en bij gelijkenis door God gezegd. Vergelijk Exo 6:8; Num 21:4; onder, Jdg 16:16, en Job 21:4, enz.
,
 arbeid van Israël Of, moeite, dat is, ellende, lijden, verdriet, die hun werden aangedaan en waarin hun zielen arbeidden.
Copyright information for DutSVVA