Judges 12:1-2

1Toen werden de mannen van Efraïm bijeengeroepen, en trokken over naar het noorden; en zij zeiden tot Jeftha: Waarom zijt gij doorgetogen om te strijden tegen de kinderen Ammons, en hebt ons niet geroepen, om met u te gaan? wij zullen uw huis met u met vuur verbranden.
 over naar het noorden; Versta, over de Jordaan in het land Gilead, waar Jeftha was, noordwaarts.
,
 Waarom zijt gij doorgetogen Gelijk zij tevoren gesproken hadden tot Gideon; boven, Jdg 8:1. Doch lieten zich nog te dien tijde gezeggen, maar hier stichtten zij, uit enkel trotsheid en hoogmoed, een inlandsen krijg, en betonen grote ondankbaarheid tegen Jeftha tot hun eigen nadeel.
,
 niet geroepen, Het tegendeel verklaart Jeftha in vs.2.
,
 uw huis met u met vuur verbranden Anders, uw huis over, of, boven u met vuur verbranden.
2En Jeftha zeide tot hen: Ik en mijn volk waren zeer twistig met de kinderen Ammons; en ik heb ulieden geroepen, maar gij hebt mij uit hun hand niet verlost.
 Ik en mijn volk Hebreeuws, ik was een man van den twist, en mijn volk, en de kinderen Ammons zeer. Jeftha wil zeggen dat, alhoewel de Ammonieten niet op het land van Efraïm, maar op dat der Israëlieten, die in Gilead woonden, aanspraak maakten, hij nochtans Efraïm, als broeders en bondgenoten, te hulp geroepen heeft, maar tevergeefs. Jeftha zoekt hen eerst met redenen tot afstand van wapenen te bewegen, gelijk hij tevoren aan de Ammonieten gedaan had. Aangaande de Hebreeuwse manier van spreken, vergelijk 2Sa 8:10.
Copyright information for DutSVVA