‏ Jeremiah 23:33-34

33Wanneer dan dit volk, of een profeet, of priester u vragen zal, zeggende: Wat is des Heeren last? Zo zult gij tot hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten zal, spreekt de Heere.
 vragen zal, Te weten spottenderwijze, en niet uit een heilige bekommering.
,
 last? Alzo werden de profetieën genoemd, die Gods dreigementen, straffen en plagen inhielden. Zie 2Ki 9:25 , enz. Alsof zij zeiden: Hebt gij al weder wat kwaads in het hoofd? Hebt gij niets anders dan zwarigheid te profeteren?
,
 verlaten zal, Gelijk onder vs.39.
34En aangaande den profeet, of den priester, of het volk, dat zeggen zal: Des Heeren last; dat Ik bezoeking zal doen over dien man en over zijn huis.
 volk, Dat is, die van het volk, welke, enz.
,
 Des HEEREN last; Noemende alzo des Heeren woord, uit enkel spotternij, boosheid en verkeerdheid, alsof er in Gods woord geen getrouw onderwijs en overvloedige troost ware, maar enkel dreigen, vloeken en straffen, om de mensen wanhopend te maken.
,
 bezoeking zal doen Door straf. Zie Gen 21:1 .
Copyright information for DutSVVA