Jeremiah 35:6
6Maar zij zeiden: Wij zullen geen wijn drinken; want Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, heeft ons geboden, zeggende: Gijlieden zult geen wijn drinken, gij, noch uw kinderen, tot in eeuwigheid. ▼▼ zullen geen wijn drinken; Dat is, mogen of moeten geen wijn drinken.
,
▼▼ vader, Dat is, voorvader. Dewijl velen het daarvoor houden dat hij dezelfde is, die 2Ki 10:15 , 2Ki 10:23 vermeld wordt; zijnde geweest een zeer Godvruchtig, aanzienlijk en zeer vermogend persoon, zodat ook Jehu zich in zijn ijver en nieuwen staat door diens gezelschap en tegenwoordigheid heeft willen sterken. Deze Jonadab, naar sommiger gevoelen, wijselijk overdenkende zijne afkomst, en de verdorvenheid, die al te dien tijde in zwang ging, misschien ook door een profetischen geest voorziende de toekomstige straffen en verwoestingen, heeft zijnen nakomelingen door deze particuliere of bijzondere bevelen willen inscherpen dat zij, tevreden zijnde met deze genade dat zij tot de gemeenschap Gods en zijner kerk waren aangenomen, voor de rest zich zo ingetogen, nederig en eenvoudig zouden gedragen, dat zij [als vreemdelingen in Israël, afkomstig van Jethro, Mozes' schoonvader] den Israëlieten niet mochten onaangenaam of aanstotelijk worden, gelijk het dan vreemdelingen somtijds haast [gelijk men zegt] plegen te verkerven; idem dat zij ook niet door gierigheid, of wellust en weelde met anderen bedorven en
,
▼▼ vader, gestraft mochten worden, of door bezit van huizen en erfenissen vervallen in vertrouwen op tijdelijk goed, en belet worden ten tijde van ballingschap, beroving van goederen, enz. Wat God wijders met dit voorbeeld der Rechabieten heeft voorgehad, blijkt uit dezen gansen handel, dien Jeremia door zijn last met hen gehad heeft.
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA