Jeremiah 4:25-27

25Ik zag, en ziet, er was geen mens; en alle vogelen des hemels waren weggevlogen.
 weggevlogen Hebreeuws, weggezworven, of weggevloden. Zie onder Jer 9:10 , en Jer 50:3 .
26Ik zag, en ziet, het vruchtbare land was een woestijn, en al zijn steden waren afgebroken, vanwege den Heere, vanwege de hittigheid Zijns toorns.
 vruchtbare land Hebreeuws, Karmel; zie boven Jer 2:7 .
,
 zijn steden Van het vruchtbare land, die daarin of aan gelegen waren
,
 den HEERE, Hebreeuws, vanwege het aangezicht des Heeren. Hetwelk enigen nemen voor zijn toorn, zijn toornig aangezicht; zie boven Jer 3:12 .
27Want zo zegt de Heere: Dit ganse land zal een woestijn zijn (doch Ik zal geen voleinding maken);
 woestheid zijn Dat is, overal zeer verwoest.
,
 voleinding Of, vernieling, vertering; vergelijk onder Jer 5:10 , Jer 5:18 ; Eze 11:13 , en Eze 20:17 ; dat is, Ik zal het niet gans uitmaken, maar mijne genade nog onder mijn toorn mengen, en mij een overblijfsel en zaad behouden in Jakob; zie onder Jer 30:11 , en Jer 46:28 . Dit voegt God hier in, onder deze verschrikkelijk dreigementen, tot troost der uitverkorenen en gelovigen; sommigen verstaan dat de zin dezer woorden is: Het zal hiermede nog niet gedaan zijn, mijn toorn en oordeel zal hiermede nog geen einde hebben, maar wijders voortgaan, en lang duren over dit land, waarop zij dan passen den rouw der aarde en des hemels, waarvan in het volgende. Deze manier van spreken wordt in een anderen zin gebruikt van zondaars, die ten uiterste misdaan en de maat vervuld hebben; zie Gen 18:21 .
Copyright information for DutSVVA