‏ Job 17:5-6

5Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.
 Die Job schijnt hiermede voor te komen dat zijn vrienden hem hadden mogen tegenwerpen, aldus: Het schijnt dat gij ons versmaadt, omdat wij u bestraffen; wilt gij dan dat wij u pluimstrijken? Job antwoordt dat hij dat niet wil, omdat God een vijand is der vleiers; of hij dreigt hier zijn vrienden, omdat zij het recht Gods voorspraken, meer door aanzien van Gods persoon dan door een verstandig begrip van het recht der zaak, boven, Job 13:7 , ja ook omdat zij hem schenen te vleien, als zij hem wilden vertroosten met tijdelijken zegen zo hij zich kwam te bekeren; zie boven, Job 5:20-21 , enz., en Job 8:5 , enz. en Job 11:15-16 , enz.
,
 kinderen Dat is, niet alleen hij, maar ook zijn nakomelingen die door een rechtvaardig oordeel van God verlaten en gestraft worden.
6Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht.
 Hij heeft Namelijk, God.
,
 tot Dat is, een straatmare, die van mij overal loopt, uit oorzaak van het verdriet en den smaad waarin ik lig.
,
 trommelslag Dat is, een algemeen tijdverdrijf en stof van schimp en spotterij.
Copyright information for DutSVVA