‏ Job 20:25

25Men zal het zwaard uittrekken, het zal uit het lijf uitgaan, en glinsterende uit zijn gal voortkomen; verschrikkingen zullen over hem zijn.
 zwaard Het woord zwaard is begrepen in het woord schalaph, uittrekken, hetwelk meest van het zwaard gebruikt wordt. Zie Num 22:23 , Num 22:31 ; Jdg 8:20 , en Jdg 9:54 , en Jdg 20:2 , Jdg 20:25 ; 1Sa 31:4 . Anders, Hij [te weten, God] zal uittrekken, enz. Zie boven, vs.4, 23; onder, Job 21:17 ; Deu 32:41-42 .
,
 glinsterende Hebreeuws, de glinster, blik, of glans, te weten, van het zwaard, dat is: de blinkende punt van het zwaard. Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen Deu 32:41 ; Eze 21:10 , Eze 21:15 ; Nah 3:3 ; Hab 3:11 .
,
 zijn gal Versta, het binnenste zijns lichaams; waarmee betekent wordt een dodelijke plaag, dat is, des bozen ondergang.
Copyright information for DutSVVA