Job 24:15-16

15Ook neemt het oog des overspelers de schemering waar, zeggende: Geen oog zal mij zien; en hij legt een deksel op het aangezicht.
 schemering waar, Versta, de avondschemering, van welke zie 2Ki 7:5 .
,
 zeggende Te weten, bij zichzelven; dat is, denkende in zijn hart; zie Gen 20:11 .
,
 hij legt Dat is, hij vermomt zijn aangezicht om niet gekend te worden.
,
 deksel Hebreeuws eigenlijk, verberging.
16In de duisternis doorgraaft hij de huizen, die zij zich des daags afgetekend hadden; zij kennen het licht niet.
 hij de huizen, Te weten, de moordenaar, van wien gesproken is, vs.14.
,
 zij zich Te weten, de moorder met zijn metgezellen.
,
 afgetekend Dat is, die zij, loerende op huns naasten goed, gemerkt hadden, om dezelve des nachts te doorbreken en te overweldigen.
,
 kennen Niet kennen heet hier niet begeren, noch zoeken, maar haten en vlieden, om niet betrapt en ontdekt te worden. Vergelijk Jer 8:7 ; Rom 3:17 .
Copyright information for DutSVVA