Job 6:14
14Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten. ▼▼ versmolten is, Dat is, vergaan en uitgeteerd door tegenspoed en droefheid. De zin is, dat het recht der vriendschap vereist dat men zijn vriend, die verarmd, verdrukt en vernederd is, hulp zal bewijzen, en dat hij, die dat nalaat, de vreze Gods heeft verlaten. Anders hangen deze woorden aan vs.13 aldus: Is niet mijne verdediging bij mij? enz. tegen [hem] wiens weldadigheid gesmolten is aan zijn vriend, en [die] de vreze des Almachtigen heeft verlaten. Hij berispt Elifaz van onbeleefdheid, ontrouw en wreedheid tegen zijn vriend bewezen.
,
▼▼ zou van zijn vriend Dat is, behoorde. Anders, [zou] zijn vriend weldadigheid [bewijzen].
Copyright information for
DutSVVA