Joshua 10:36-37
36Daarna toog Jozua op, en gans Israël met hem; van Eglon naar Hebron, en zij krijgden tegen haar. ▼ 37En zij namen haar in, en sloegen haar met de scherpte des zwaards, zo haar koning als al haar steden, en alle ziel, die daarin was; hij liet niemand in het leven overblijven, naar alles, wat hij Eglon gedaan had; en hij verbande haar, en alle ziel, die daarin was. ▼▼ koning Versta hier, dien koning van Hebron, die in des opgehangenen plaats, vs.26, gevolgd was.
Copyright information for
DutSVVA