‏ Joshua 7:24-25

24Toen nam Jozua, en gans Israël met hem, Achan, den zoon van Zerah, en het zilver, en het sierlijk overkleed, en de gouden tong, en zijn zonen, en zijn dochteren, en zijn ossen, en zijn ezelen, en zijn vee, en zijn tent, en alles wat hij had; en zij voerden ze naar het dal Achor.
 den zoon van Zerah, Dat is, neEf. Zie vs.1.
,
 het dal Achor Dat is, het dal der beroerte; naderhand alzo genaamd, vanwege deze geschiedenis, vs.26.
25En Jozua zeide: Hoe hebt gij ons beroerd? De Heere zal u beroeren te dezen dage! En gans Israël stenigde hem met stenen, en zij verbrandden hen met vuur, en zij overwierpen hen met stenen.
 beroerd? Van het woord beroeren, zie 1Ki 18:17.
,
 hem met stenen, Te weten, Achan; versta hierbij ook al de zijnen, gelijk vs.26.
Copyright information for DutSVVA