Leviticus 19:35-36

35Gij zult geen onrecht doen in het gericht, met de el, met het gewicht, of met de maat.
 de el, Versta, allen regel van handmaat of voetmaat, of enig instrument waarmede men de lengte of breedte van enige dingen, die vast aan elkander zijn, meet.
,
 maat Dat is, waarmede men enige natte waren of ook droge, die niet vast aaneen zijn, meet.
36Gij zult een rechte wage hebben, rechte weegstenen, een rechte efa, en een rechte hin; Ik ben de Heere, uw God, die u uit Egypteland uitgevoerd heb!
 weegstenen, Dat is, gewicht; want het was gebruikelijk, dat zij op de waag of schaal stenen inplaats van gewicht legden. Zie ook Deu 25:13, Deu 25:15; Pro 16:11; Mic 6:11.
,
 efa, Zie boven, Lev 5:11.
,
 hin; Dit was een maat van natte waren, houdende zoveel als twee en zeventig gewone hoendereieren. Zie van dezelve Exo 29:40, en onder, Lev 23:13; Num 15:4, Num 15:9.
Copyright information for DutSVVA