Leviticus 21:5-6

5Zij zullen op hun hoofd geen kaalheid maken, en zullen den hoek van hun baard niet afscheren, en in hun vlees zullen zij geen sneden snijden.
 kaalheid maken, Hebreeuws, de kaalheid niet kaal maken.
6Zij zullen hun God heilig zijn, en den Naam huns Gods zullen zij niet ontheiligen; want zij offeren de vuurofferen des Heeren, de spijze huns Gods; daarom zullen zij heilig zijn.
 den Naam huns Gods Zie boven, Lev 18:21.
,
 de spijze huns Gods; Zie boven, Lev 3:11; alzo onder, vs.8, 21,22, en Lev 22:25.
,
 heilig zijn Hebreeuws, heiligheid; dat is, naar heiligheid staan; zij zullen ten aanzien van hun ambt voor heilig gehouden worden.
Copyright information for DutSVVA