Leviticus 25:32-33

32Aangaande de steden der Levieten, en de huizen der steden hunner bezitting; de Levieten zullen een eeuwige lossing hebben.
 een eeuwige lossing hebben Versta dit van den tijd der wet en der Joodse politie in het land Kanaän; alzo onder, vs.34. Zie Gen 13:15.
33En als men onder de Levieten lossing zal gedaan hebben, zo zal de koop van het huis en van de stad zijner bezitting in het jubeljaar uitgaan; want de huizen van de steden der Levieten zijn hun bezitting in het midden van de kinderen Israëls.
 onder de Levieten Anders, als men van de Levieten enig huis zal gekocht hebben, enz. Of, maar die lost, [hetzij] van de Levieten, of, de [koper] zal van het verkochte huis, enz.
,
 van het huis Namelijk, dat van den verkoper zal gelost worden.
,
 van de stad zijner bezitting Versta, tot welke het huis behoorde of waaronder het sorteerde.
Copyright information for DutSVVA