‏ Leviticus 25:39-40

39Desgelijks, wanneer uw broeder bij u zal verarmd zijn, en zich aan u verkocht zal hebben, gij zult hem niet doen dienen den dienst van een slaaf;
 verkocht zal hebben, Of, aan u verkocht zal worden
,
 gij zult hem niet doen dienen Of, gij zult hem geen dienst afeischen, naar slaafse dienstbaarheid, of, gij zult [u] door hem niet laten dienen, of door hem niet gediend zijn met den dienst van een slaaf of lijfeigene; dat is, gij zult zijn dienst niet gebruiken met zulke hardheid, die men de slaven placht op te leggen. Hebreeuws, gij zult niet dienen in hem den dienst eens knechts. Zie dezelfde manier van spreken onder, vs.46; Exo 1:14; Jer 25:14, en Jer 30:8, en Jer 34:9-10.
40Als een dagloner, als een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar zal hij bij u dienen.
Copyright information for DutSVVA