Leviticus 3:14-16

14Dan zal hij daarvan zijn offerande offeren, een vuuroffer den Heere; het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is; 15Mitsgaders de beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen. 16En de priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers, tot een liefelijken reuk; alle vet zal des Heeren zijn.
 een liefelijken reuk; Zie Gen 8:21.
,
 alle vet zal des HEEREN zijn Volgens dien mocht het vet van geen beest, dat tot de offerande geschikt was, noch door den priester, noch door den eigenaar gegeten worden, maar moest den HEERE geheiligd en voor hem aangestoken zijn. Zie onder, Lev 7:23, enz.
Copyright information for DutSVVA